• Dagprogramma
  • Optocht
  • Compleet dagje uit
  • Parkeren
  • Geschiedenis

De West-Friese vrouw op haar mooist

               

Deze handout is bedoelt om enige kennis van de streekdracht te hebben.

Als je tot Miss gekozen wordt of aangesproken wordt op de markt en men stelt vragen, is het fijn als je over enige kennis beschikt en die vragen die kunt beantwoorden.

West-Friesland kent niet echt een eigen klederdracht. Altijd is de landelijke mode gevolgd, waarbij  op het platteland de heersende mode later werd gedragen dan in de stad. Wel is bij de vrouw aan de kap te zien dat zij uit West Friesland komt. We noemen het dus Noord-Hollandse streekdracht.

NB. In de optocht van Schagen wordt een periode van 1880-1905 gedragen.

                  

Ondergoed

Het ondergoed bestaat uit een hemd, een lijfje,  korset of een rompie en diverse onderrokken.   

De onderbroek is een vast onderdeel van een set onderkleding.

Het hemd is kuitlang en kan zonder mouwen of mèt aangeknipte mouwen zijn.

Smal broderie kant wordt langs de hals genaaid.

Het rompie is een 'lijfje' zonder mouwen en de plaatsvervanger van het korset in de streekkleding.

De diesek is de zak, die via de split in de rok, op de tussenrok (bovenste onderrok) wordt gedragen.

Een zakdoek, een geurtje of iets dergelijks worden erin meegedragen.

 

Volgorde van aankleden:

  1. Zwarte kousen
  2. Onderbroek
  3. Hemd
  4. Witte onderrok
  5. Onderste gekleurde onderrok
  6. Korset of lijfje als je dit draagt
  7. Korset hemdje
  8. Bovenste gekleurde onderrok
  9. Bovenrok kostuum
  10. Jak van het kostuum
  11. Laarsjes of schoenen van leer
  12. Slobkousen (eventueel om een rits in een laarsje onzichtbaar te maken)

 

Accessoires:

Spoormand of citybag, indien in bezit een reticule (klein tasje gehaakt of kralengebreid) om de pols.

Tijdens de maaltijd / koffie drinken deed de vrouw een klein wit schortje voor “visiteschortje” genoemd.

 

Kappestel                                                                                  

Het oorijzer is een vlakke band van zilver, goud of alpaca, aan beide zijden een bocht en boeken heeft.

Deze zijn rechthoekig, licht gebogen en voorzien van een midden ornament en een rand rondom.                 

- Een voorhoofdsnaald is vrij groot en geheel bewerkt met diamant of filigrein (gouddraad versiering).

- De zijnaalden hebben eenzelfde uiterlijk maar zijn kleiner van afmetingen.

- Kapspelden zijn om de kanten kap in het oorijzer te bevestigen en met de zijnaalden span je de kap.

  Die worden achter de kapspelden langs onder de voorrand van de kappekant gestoken.                                 

- Een blokspeldje wordt in het gaatje van de punt gestoken om de zijnaalden op de plaats te houden.            

- Het kettinkje wordt aan de zijkant achter het oorijzer gestoken. Afhankelijk van de periode zijn zijnaalden zonder kettinkje.

- Kromme veertjes (of blokspeldjes) zijn om in de tulen voorrand van de muts te steken.

In plaats van een voornaald kan ook een ferronnière (stiftje) gedragen worden Een klein gouden sieraad aan een kettinkje dat aan een bandje over de zwarte ondermuts wordt vastgemaakt.

 

Sieraden

Halssnoeren bestaan o.a. uit kornalijnen, bloedkoraal, granaten met een boot als sluiting.

Broches en overige sieraden zijn bijpassend bij de halssnoeren. Draag je granaten dat zijn de overige sieraden ook met granaten. Diamant, dan alles met diamant.

De beugeltas met zilveren beugel en tas komen in diverse afwerkingen voor, bv. damast en fluweel, kralenbreiwerk. De tas wordt altijd onder het schort gedragen!

In de periode vanaf 1880 wordt bijna geen geen schort meer op het pak gedragen en heeft de tas geen rokhaak meer maar wordt deze aan een ketting om aan de pols gedragen.

Rond 1900 is de beugeltas is geheel verdwenen, een citybag komt in gebruik.

Ook een chatelaine werd niet òp het kostuum gedragen.

 

Buitendracht

Buiten droeg de vrouw extra kleding, ze ging met kap (de kaphoed) en dek (de pelerine) op stap, op bezoek en naar de kerk. De pelerine is versierd met stroken, borduursels, pailletten, kraaltjes en kant.

Fluweel, laken, zijde en wol zijn de materialen.

De kaphoed (kapothoed) wordt gedragen òp de kap en is voorzien van lange zijden linten. Die hangen los op de rug en worden gestrikt voordat men op het rijtuig stapte. Anders kon het paard ervan schrikken.

 

Hoe zet je een kap

We beginnen met het haar in het midden te scheiden en dan de zwarte band om het hoofd te winden, stijf over de oren. Doe er wat gel of haarlak in, zodat het goed blijft zitten. De band met een speld vastzetten.

Hierna de zwarte ondermuts opzetten, precies over de zwarte band, van achter de banden aanhalen en bovenop het hoofd strikken. Rijg er eventueel een langer, plat bandje in.

Nu de geborduurde ondermuts opzetten, zodat de onderrand van het ovaaltje gelijk komt met het ovaaltje uit het blauwtje van het kappekant; er mag geen zwart stippeltjesband van de geborduurde ondermuts zichtbaar zijn na het opzetten van de kap.

Dan volgt het ijzer met de kanten muts. Het ijzer overtrekken met de kanten muts.De kapspelden in het keperbandje steken en dan in het eerste gaatje vlak achter de boeken van het ijzer. Eerst even in de muts blazen om de kwade geesten te verjagen. Nu kan het ijzer met de kanten kap worden opgezet.

Beginnen met het strookje aan de voorkant precies op de rand van de zwarte muts, dan het oorijzer naar achter trekken zodat het stevig zit.

De zijnaalden worden achter de kapspelden om ingestoken, de speldjes aan de kettinkjes worden boven het ijzer ingestoken. De kappekant wordt om de boeken getrokken en kan als het nodig is, vastgespeld worden met de kapspelden of kleine speldjes.

NB. Wanneer er een voornaald of stiftje is, wordt deze eerst op de zwarte muts vastgezet. Ook de toertjes (haren krulletjes) worden met een veter over de zwarte muts vastgezet.

De voornaald wordt voor gehuwden links ingestoken en voor ongehuwden rechts.

NB. Rond 1900 zaten de boeken van het oorijzer hoog tegen de haargrens aan. (Zie onderstaande foto)

 

Zie ook de video van Hans Verberne op Youtube ‘Niet ijdel, maar wel graag de mooiste’

 

                 

 

Daagse dracht

Bij de daagse dracht was het kostuum meestal wat eenvoudiger, maar wel compleet met het witte lijfgoed en de onderrokken. In plaats van een korset een lijfje waarin bewegen makkelijker was.

Zie verder “volgorde van aankleden”.

Hierbij draagt de vrouw een hul en boerenhoedje op het hoofd en een omslagdoek i.p.v een pelerine.

 

Hoe zet je een boerenhoedje met een geborduurde hul

De hul die onder het boerenhoedje gedragen wordt is van geborduurde of doorgestopte tule.

De motieven zijn veelal floraal (blad en bloem), maar soms vind je een vogelmotief .

Een enkele keer zie je motieven in tamboureer techniek (kettingsteek door middel van een speciale haaknaald).

We beginnen met de zwarte band om het hoofd te winden, de band met een speld vastzetten.

Hierna de zwarte ondermuts opzetten, precies over de zwarte band, van achter de banden aanhalen en bovenop het hoofd strikken. Rijg er eventueel een langer, plat bandje in.

Dan de hul, die sluit strak om het gelaat. De bandjes in de onderrand worden in tegengestelde richting aangetrokken en de strik wordt onder de muts gestopt.

 

Het boerenhoedje

Op de hul werd een hoedje gedragen van fijn Frans stro, gevoerd en omboord met zijde of katoenen stof in verschillende kleuren. Aan de voorkant van het hoedje zit een blinde klep. Deze klep begint precies op het randje van de hul waar het gaas begint.

Aan de binnenkant zit vaak een ringetje, waar het elastiekje of keelbandje doorgehaald werd.

NB. Een rouwhoedje was bekleed met zwarte stof en daarbij werd dan een zo genoemde blinde hul gedragen, dat is een hul zonder kant of borduursel.

                       

                       

 

Make-up

Vandaag de dag kan je nog geen magazine openslaan of de televisie aanzetten zonder een knap gezicht te zien dat je het nieuwste van het nieuwste op beauty gebied aanprijst. Maar, hoe ging dat zo’n 100 jaar geleden?

In de geschiedenis van de make-up zijn er periodes geweest waarbij vrouwen afwisselend wel en geen make-up mochten dragen. De ene keer was het ‘des duivels’ om je lippen rood te stiften en de andere keer was make-up alleen bedoeld voor de rijken. Pas in de periode vanaf 1900, vooral na de eerste wereldoorlog komt make-up in de mode.  

Maar … draag je streek- of klederdracht, dan heb je wel veel aan en op … maar geen make-up!

Dus geen mascara, getekende wenkbrauwen of rouge als je in kostuum loopt.

Draag je permanente make-up in de vorm van getatoeëerde eyeliner, zwak dit af met huidkleurige oogschaduw of een huidkleurig oogpotlood.

 

Draag je de mode van 1880-1910 betekent dat dus GEEN make-up bij:

  • Deelname aan de Missverkiezing
  • Meelopen in de optocht van Schagen
  • Bij kostuumpresentaties
  • Wanneer je dan ook in kostuum loopt

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Laatste nieuws

Hulp voor de info kraam

Meer

Fotoshoot.

Meer

Koetsiersvergadering

Meer

Leren kapzetten?

Meer

Kinderdansgroep van start.

Meer

Meer nieuws

Agenda

Westfriese Folklore, kinderwagen uitleen

16 juni 2025 - 19:00 uur

Westfriese Folklore, Kledinguitleen

16 juni 2025 - 19:00 uur

Westfriese Folklore, Kledinguitleen

17 juni 2025 - 19:00 uur

Westfriese Folklore, kinderwagen uitleen

18 juni 2025 - 19:00 uur

Westfriese Folklore, Kledinguitleen

18 juni 2025 - 19:00 uur

Meer agenda

Agenda

  • 16 juni
  • 16 juni
  • 17 juni
  • 18 juni

 

Westfriese Folklore Schagen

Julianalaan 13
1741 CL  Schagen

info@westfriesefolklore.nl

Bankr; NL17 RABO 0169 2826 94

 

               

 

Laat een bericht achter

Aanmelden nieuwsbrief

 

Zoeken?

 

 

 

 

Copyright 2025 - Westfriese Folklore Schagen
Inloggen | Ziber Website